Lef valt advocaat Liesbeth Zegveld niet te ontzeggen: ze durfde het aan om de nabestaanden van Molukse daders van de treinkaping bij De Punt bij te staan in een zaak over de geweldinstructies aan de mariniers die een eind maakten aan de gijzeling van passagiers. Waren de mariniers op pad gestuurd met het bevel – gegeven door de legertop of zelfs de regering – om geen van de kapers in leven te laten?
Daar maak je geen vrienden mee, althans niet bij de mariniers en ook bij veel andere Nederlanders. De omgekeerde wereld: de daders worden neergezet als slachtoffers.
In het onlangs verschenen boek ‘Ik wil de waarheid’ beschrijft Zegveld de zaak van A tot Z. Ze winnen de zaak niet. Zegveld weet meteen hoe laat het is als de voorzitter van het Gerechtshof de uitspraak opent met vaststelling dat het aan eisers is om te bewijzen. Daar gaat de zaak op stuk. Een eerdere hobbel over de verjaring van de zaak wist Zegveld wel met succes te nemen.
Het is een lezens- en lovenswaardig verhaal, waarbij Zegveld duidelijk maakt dat het haar persoonlijk ook niet in de koude kleren is gaan zitten. Het is hard werken, tegen de berg op, de spanningen lopen soms hoog op.
Niet napleiten
Je kunt wel een punt maken van de titel. Zegveld wil de waarheid, maar dat is wel háár waarheid: het toegepaste geweld bij de bevrijdingsactie kan niet anders dan het doden van alle kapers ten doel hebben gehad. Daar is ze heel stellig in, ook al heeft ze de zaak verloren.
Bij aanvang van het boek stelt Zegveld verder dat ze niet wil napleiten. ‘Pleiten hebben we gedaan in de rechtszaal. Ik denk dat alles ook wel gezegd is. Als een van de rechters die in deze zaak heeft geoordeeld, dit boek leest, zal hij of zij geen nieuwe argumenten vinden.’
Maar napleiten doet ze natuurlijk wel met dit boek. Ze zegt ook onomwonden: ‘Laat ik eerlijk zijn, natuurlijk had ik willen winnen. En ik vind ook dat we hadden moeten winnen.’
Het is aan de lezer om eigen conclusies te trekken. Maar lef: dat staat buiten kijf.