De Autoriteit Financiële Markt (AFM) hoeft een aangifte van handel met voorwetenschap door twee handelaren niet in te trekken of aan te passen. Dat heeft de rechtbank Amsterdam dinsdag in kort geding beslist. De AFM mag bij haar standpunt blijven dat zij een redelijk vermoeden van handel met voorwetenschap heeft, ook al vindt de toezichthouder dat de compliance officer van de beleggingsonderneming geen verwijt kan worden gemaakt van het niet doen van een zogenaamde ‘Suspicious Transaction and Order Report’-melding (STOR).
Handelaren van beleggingsonderneming Nyenburgh bouwen vanaf maart 2021 een portefeuille op in aandelen Hunter Douglas, een beursgenoteerd bedrijf in raambekleding (Luxaflex) en bouwproducten. Op 27, 28 en 29 december 2021 gaat het hard: dan kopen ze een portefeuille van in totaal 32.500 aandelen met een gezamenlijke waarde van ruim €3 mln.
Op 30 december volgt de klapper: de controlerend aandeelhouder van Hunter Douglas maakt na beurs bekend dat hij 75% van zijn aandelen verkoopt aan 3G Capital, met een waarde van €175 per Gewoon Aandeel. De handelaren maken daarop een bruto winst van circa €2,5 mln op het pakket aandelen dat ze in de dagen ervoor hebben aangeschaft.
De AFM doet aangifte van het vermoeden van handel met voorwetenschap. In de aangifte staat onder meer de gang van zaken rond het openbare bod van de controlerend aandeelhouder, de reactie daarop in de markt en het effect dat die gebeurtenissen hebben gehad op de waarde van het aandeel Hunter Douglas.
Het OM en de FIOD stellen daarop onderzoek in en doet invallen in huizen van enkele betrokkenen. Nyenburgh en de handelaren worden door het OM als verdachten aangemerkt.
Geen redelijk vermoeden
Later komt de AFM tot het oordeel dat er onvoldoende grond was voor het doen van een STOR-melding door de compliance officer van Nyenburgh. ‘De AFM volgt de argumentatie van Nyenburgh waarom er geen redelijk vermoeden van marktmisbruik is ontstaan. De aangeleverde stukken ter onderbouwing zijn voldoende duidelijk.’
De handelaren stellen daarop dat ook de aangifte bij het OM van tafel moet, maar daar gaat de voorzieningenrechter niet in mee. De AFM geeft een oordeel over de STOR-melding, maar kan van oordeel blijven dat er sprake is van het vermoeden van handel met voorwetenschap. ‘Dit betekent dat de AFM, anders dan Nyenburgh c.s. uit de (…) weergegeven formulering heeft opgemaakt, niet is teruggekomen op haar standpunt. Tussen partijen is dus in discussie of de AFM nog steeds een redelijk vermoeden van handel met voorwetenschap kan hebben en de vraag is of het onrechtmatig is van de AFM dit standpunt te handhaven.’
Vraag voor strafrechter
Het antwoord op die laatst vraag luidt: nee. ‘Wat in dat onderzoek door het OM aan mogelijk belastend bewijs voor handel met voorwetenschap is gevonden is dus niet bekend. Los daarvan is het ook niet aan de burgerlijke rechter om een voorlopig oordeel te geven in een zaak die in onderzoek is bij het OM en waar uiteindelijk, indien de vervolging wordt voortgezet, de strafrechter zal moeten beoordelen of de handel met voorwetenschap wettig en overtuigend bewezen is.’
De rechter stelt wel te begrijpen dat de uitkomst teleurstellend is voor Nyenburgh, dat door de vervolging ‘ernstig in haar bedrijfsvoering is geschaad’. De door de handelaren ter zitting gedane oproepen om de zaak zo snel mogelijk af te handelen ‘kwamen authentiek over’, maar dat kan niet tot een andere beslissing leiden, aldus de rechter.
Foto: Szilárd Szabó/Pixabay