De eigenaren van de Eemshavencentrale, de MPP3-centrale op de Maasvlakte en de Amercentrale hebben geen recht op financiële compensatie wegens het op termijn verbieden van het gebruik van kolen als brandstof om elektriciteit op te wekken. Dat heeft de rechtbank Den Haag vandaag bepaald. De rechtbank oordeelt dat de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie weliswaar inbreuk maakt op het eigendomsrecht, maar dat die inbreuk niet onrechtmatig is.
De zaak tegen de Staat is aangespannen door de eigenaren van de Eemshavencentrale, de MPP3-centrale op de Maasvlakte en de Amercentrale. De eigenaren van deze drie kolencentrales vorderden financiële compensatie voor de gevolgen van de wet. Volgens hen maakt de wet – die voorziet in een verbod op kolenstook vanaf 2030 – inbreuk op hun eigendomsrecht. Zij vinden dat de wet niet ingevoerd had mogen worden zonder dat zij financieel gecompenseerd zouden worden.
De rechtbank oordeelt dat deze wet weliswaar inbreuk maakt op het eigendomsrecht, maar dat die inbreuk niet onrechtmatig is. De maatregelen die de Staat met de wet heeft getroffen om de CO₂-uitstoot terug te dringen zijn proportioneel. De belangen van de eigenaren zijn daarbij voldoende in aanmerking genomen.
Van belang is – onder meer – dat voor de eigenaren voorzienbaar was dat een dergelijk verbod zou worden opgelegd, als de uitstoot van de centrales vóór 2020 niet zeer sterk zou worden teruggebracht, bijvoorbeeld door met biomassa te stoken of door de CO₂ af te vangen en op te slaan of te hergebruiken. Dat is bij de MPP3-centrale en de Eemshavencentrale niet gebeurd.
Biomassa
De rechtbank: ‘Van een de facto onteigening of daaraan gelijk te stellen inmenging is geen sprake. Tevens is gebleken dat het verbod om met kolen elektriciteit op te wekken een maatregel betreft die valt binnen de reikwijdte van maatregelen waarvan RWE in 2009, toen zij de beslissing nam om in de Eemshavencentrale te investeren, kon verwachten dat deze opgelegd zouden worden als zij er niet in zou slagen in de periode vanaf 2015 en vóór uiterlijk 2020 de CO₂-uitstoot van die centrale zeer substantieel te reduceren, al dan niet met (grootschalig) gebruik van biomassa, door toepassing van CCS of anderszins. Het risico dat een dergelijke maatregel zou worden getroffen, is na 2009 alleen maar manifester geworden.’
Voor de Amercentrale geldt dat deze al bijna volledig op biomassa draait. De eigenaar kon voorzien dat deze centrale niet weer omgebouwd zou mogen worden naar een kolencentrale, op het moment dat de subsidie op het stoken met (houtige) biomassa eind 2027 wordt stopgezet.
De rechtbank heeft ook meegewogen dat het verbod om met kolen te stoken niet meteen na de inwerkingtreding van de wet is ingegaan. De eigenaren hebben een overgangsperiode gekregen. Tijdens die overgangsperiode kunnen zij met de kolencentrales nog opbrengsten realiseren en hun schade beperken. Bovendien kunnen zij die periode gebruiken om andere gebruiksmogelijkheden voor de centrales te onderzoeken.