De jurist met een vaste contactpersoon bij een bedrijf: vaak kennen ze elkaar al jaren. Hoe werken ze samen? Wat gooien ze over de schutting? Deputy General Counsel Douwe Groenevelt (ASML) en advocaat Theo Blomme (Hoyng Rokh Monegier) kenden elkaar al ‘uit het kleine wereldje van IE-advocaten, maar groeiden dichter naar elkaar toe’ tijdens de procedures in de patentzaak tussen ASML en Nikon.
Blomme: ‘Zonder overdrijving: ik stapte toen wel een paar honderd keer op de trein van Amsterdam naar Veldhoven. We hebben anderhalf jaar geprocedeerd, maar daarvóór natuurlijk al heel veel voorbereid. Tegenwoordig, in coronatijd, heb je meer videoconferences, maar in meetings met veel mensen of hele technische onderwerpen wil je elkaar zíen. Elkaars lichaamshouding kunnen zien, elkaar in de ogen kijken.’
Groenevelt: ‘Zeker als de zaak zo internationaal is. Er speelden tientallen parallelle rechtszaken in wel zeven verschillende jurisdicties, onder andere in de VS en Japan, waar Nikon zit. Dan moeten de neuzen van alle advocaten dezelfde kant op staan. In 2003 was er in een eerder octrooigeschil met Nikon een schikking bereikt, maar na de expiratiedatum, tien jaar later, laaide het geschil toch weer op. Toen kregen we twee extreem intensieve jaren met veel procedures.’
Blomme: ‘Als advocaat hebben we meestal niet van doen met de raad van bestuur. Maar in deze zaak wel, en dat is toch een ander slag mensen. Je moet dan stevig in je schoenen staan. Douwe bereidde me erop voor dat het anders zou zijn dan normaal.’
Meest technische tak
Groenevelt: ‘Martin van den Brink is de grondlegger, Chief Technology Officer en Co-President van ons bedrijf. Hij was enorm betrokken bij dit grote project. We moesten zeker stellen dat de advocaten die we zouden voorstellen ook zijn vertrouwen zouden krijgen, we hebben ook wel advocaten gehad bij wie dat niet lukte. Octrooirecht is de meest technische tak van de advocatuur, je moet de techniek begrijpen om de argumenten te kunnen opstellen. Van den Brink beheerst de techniek volledig én hij heeft veel gevoel voor de juridische aspecten. Hij legt de interne adviseurs en advocaten op beide vlakken het vuur na aan de schenen.’
Blomme: ‘Een paar maanden voor ons eerste pleidooi stelde ASML een “mock trial” voor. Met zo’n schijnproces wordt de zaak proefgedraaid, met rechters, vertalers en toehoorders erbij. Wij deden het pleidooi voor ASML, en advocaten van een ander kantoor – dat niet in de procedures betrokken was – deden het verhaal van de wederpartij. Dan zie je welke argumenten aankomen en welke niet. Waar zitten de zwakheden? Als zo’n mock trial wordt voorgesteld kun je sceptisch reageren. Moet dat nou? En waarom moet er een ander kantoor bij? Maar uiteindelijk heeft het toch voordelen; en je moet ervan uitgaan dat de cliënt ook vertrouwen in jou heeft.’
Brainstorm
Groenevelt: ‘Zo’n mock trial is voor ons ook spannend. Een advocaat wil graag dominus litis zijn, dan zijn de inhouse-mensen vaak lijdelijk. Maar in dit bedrijf is het meer een brainstorm dan eenrichtingsverkeer. We benaderen advocaten kritisch, daar moet je als advocaat tegen kunnen. Je moet leiderschap en misschien een deel van je ego inleveren, anders werkt het niet.’
Blomme: ‘Nou, voordat we ons ego opgeven… Advocaten doen vaak het liefst hun eigen ding en vinden bemoeienis van de cliënt maar lastig. Hier ging het anders en daar ben ik ook voorstander van. Door de brainstorm worden de argumenten beter, ook de cliënt staat dan achter de lijn die je volgt en als het misgaat, heb je samen verloren.’
Groenevelt: ‘Door mijn overstap van advocaat naar legal counsel begrijp ik beter welke eigenschappen van advocaten voor de klant het belangrijkst zijn. De cliënt vraagt niet alleen een juridisch-inhoudelijk advies – de advocaat moet het onderliggende probleem begrijpen, in de context van het bedrijf, en dat proberen op te lossen. En de advocaat moet fully dedicated zijn, jou het idee geven dat hij er altijd is voor je bedrijf. Dat hij bij nacht en ontij in de trein naar Veldhoven wil springen.’
Blomme: ‘Wij zien dat ook zo. Bij zulke grote zaken wordt het voor ons ook iets persoonlijks. Je moet natuurlijk afstand houden, het blijft tenslotte je werk. Maar als zo’n zaak loopt, dan slapen ook wij met die zaak in ons hoofd, dan zitten we er voor 120 procent in.’
Groenevelt: ‘Er zijn nog altijd veel advocaten met een Zuidas-bias. Dan gaan ze bij meetings ervan uit dat wij het geen probleem vinden om naar de Zuidas te komen. Nee! Je moet altijd naar de cliënt toe. Ook Willem Hoyng [naamgever van het advocatenkantoor, red.], die de zaak met Theo deed, toch de meest senior partner, was hier altijd. Bij zo’n belangrijk project moet de advocaat er altijd zijn. Je moet samen in de wedstrijd zitten.’
Klik
Blomme: ‘De kwaliteit is het allerbelangrijkst, maar als er een klik is, helpt dat wel. Dat zag je na de zittingen bij de Rechtbank Den Haag, die vaak op vrijdag plaatsvonden.’
Groenevelt: ‘Wij waren er vaak met een stuk of tien mensen, van de vele tientallen collega’s die intensief aan de zaak hebben gewerkt, met name binnen onze “corporate IP-groep”.’
Blomme: ‘Wij kwamen met zo’n vijf mensen van kantoor, en dan had je nog de experts. Aan de goede sfeer droeg bij dat we een goed gevoel hadden over de zittingen. Met die hele groep gingen we na de zittingen aan de biertjes en de bitterballen. Het team van de wederpartij zagen we weleens langslopen – zij deden dat niet.’