Kort na de toeslagenaffaire werd duidelijk dat de Belastingdienst werkte met een digitaal systeem waar grote kritiek op is geleverd. Het betreft een systeem dat door de Belastingdienst werd aangeduid als fraude signalering voorziening (FSV). De gevolgen van deze fraudelijst tekenen zich af in de fiscale jurisprudentie.
Het digitale FSV systeem werd door de Belastingdienst gebruikt om miljoenen belastingaangiften en aanvragen van toeslagen te toetsen om te bezien of deze in aanmerking kwamen voor controle. De FSV werd gebruikt voor het registreren van risicosignalen. Als risicosignaal was bijvoorbeeld aangemerkt een hoog bedrag aan aftrekposten in de aangifte inkomstenbelasting, of een tip van een derde.
Op basis van dergelijke signalen kon een belastingplichtige worden aangemerkt als een fraudeur. Op de website van de Belastingdienst laat de Belastingdienst zich hierover overigens neutraler uit. Daarop is vermeld dat het gebruik van dit systeem op verschillende punten niet voldeed aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Daarom is de FSV op 27 februari 2020 uitgezet en niet meer gebruikt.
Vele tienduizenden belastingplichtigen die zijn geraakt door deze FSV kregen een excuusbrief van de fiscus. Uit nader onderzoek blijkt evenwel dat de Belastingdienst veelvuldig mensen op deze fraudelijst heeft geplaatst op basis van nationaliteit, medische gegevens en uiterlijk. Op politiek niveau is deze werkwijze ernstig afgekeurd en nog steeds onderwerp van debat.
Zelf bewijs leveren
Inmiddels wordt via verschillende fiscale procedures steeds meer bekend over de uitwerking van deze FSV. Het gaat daarbij veelal om de situaties waarin de belastingplichtige zelf bewijs moet leveren voor in de belastingaangifte opgenomen aftrekposten.
Na een uitvoerige conclusie van de Advocaat-Generaal heeft de Hoge Raad zich eind 2021 in een ‘overweging ten overvloede’ uitgesproken over de FSV. Als de beslissing van de Belastingdienst om de aangifte van iemand te controleren onrechtmatig is omdat die controle voortvloeit uit een onrechtmatige risicoselectie of verwerking van persoonsgegevens, kan dat in uitzonderlijke gevallen gevolgen hebben voor de belastingaanslag die na zo’n controle wordt vastgesteld.
Die uitzonderlijke gevallen kunnen zich voordoen als de aangifte voor controle is geselecteerd op basis van een criterium dat leidt tot een schending van een grondrecht van die belastingplichtige, zoals een schending van het verbod op discriminatie naar afkomst, geaardheid of geloofsovertuiging. In die gevallen kan de rechter oordelen dat de inspecteur niet de bevoegdheid heeft om de aangifte van de belastingplichtige te corrigeren. De Hoge Raad geeft overigens ook mee dat de schending van het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer – omdat persoonsgegevens van belastingplichtigen in strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens of de AVG in een databank zijn verwerkt – niet zo’n uitzonderlijk geval is.
Desastreus
Deze handvatten van de Hoge Raad krijgen inmiddels hun uitwerking in de feitenrechtspraak. In een uitspraak van hof Arnhem-Leeuwarden van 25 januari 2022 wordt goed duidelijk welke desastreuze gevolgen de handelwijze van de fiscus heeft gehad op een specifieke onderneming en haar aandeelhouders. Het hof vraagt zich op zitting letterlijk af of de rechter de Belastingdienst kan vertrouwen, als de inspecteur op zitting twijfelt over de correctheid van de behandeling van deze belastingplichtige. Dit leidt er uiteindelijk toe dat het beroep gegrond wordt verklaard en dat alle naheffingsaanslagen worden vernietigd. Om de boodschap kracht bij te zetten kent het hof ook een bedrag van €25.000 aan proceskosten toe aan de belastingplichtige.
Een belangrijke les voor de praktijk is dat het noodzakelijk is om te achterhalen op basis waarvan een fiscale controle is gestart. De ervaring leert immers dat de controlecapaciteit van de Belastingdienst beperkt is en veelal een intern of extern signaal aanleiding is om een belastingaangifte of een belastingplichtige eens onder de loep te nemen. Als die aanleiding van het onderzoek gebaseerd is op de FSV kan dit leiden tot vernietiging van de belastingaanslag.
De rechtspraak van de Hoge Raad lijkt zich nu te beperken tot schending van grondrechten, in de zin van discriminatie. De toekomst zal moeten uitwijzen of er ook andere schendingen denkbaar zijn, bijvoorbeeld de schending van artikel 6 EVRM; het recht op een eerlijk proces en de onschuldpresumptie. Het laatste woord over de gevolgen van de FSV is nog niet gezegd.
Door: Anke Feenstra