Het lijkt op de Formule 1 zelf: Max Verstappen won bij de rechtbank, verloor bij het Hof en wint nu weer bij de Hoge Raad over de parodie die online supermarkt Picnic maakte op de reclames van supermarkt Jumbo. Kern van de zaak, volgens de Hoge Raad: ‘De omstandigheid dat voor de aanschouwer duidelijk is dat de lookalike niet degene is op wie hij lijkt, staat niet eraan in de weg dat sprake kan zijn van een portret.’
Picnic plaatste het filmpje van 32 seconden op 28 september 2016 op haar Facebookpagina. Daarin was te zien hoe een lookalike van Verstappen boodschappen rond brengt in een elektrische bestelbus van Picnic. Het werd meer dan 300.000 keer bekeken via Facebook en Youtube, en de Telegraaf en het Algemeen Dagblad namen het over. Na een sommatie van Verstappen en zijn zaakwaarnemers werd het filmpje op 29 september van de Facebookpagina van Picnic verwijderd.
Volgens de Hoge Raad kan een afbeelding van een lookalike, bijvoorbeeld in een film, onder omstandigheden worden aangemerkt als een portret van de persoon op wie hij lijkt. ‘Daarvoor is niet alleen vereist dat deze persoon in de afbeelding van de lookalike kan worden herkend, maar ook dat de mogelijkheid tot herkenning door bijkomende omstandigheden is vergroot, zoals door de wijze van presentatie van de lookalike (bijvoorbeeld door gebruik van grime en kleding), door hetgeen de afbeelding overigens toont of door de context waarin de afbeelding is openbaar gemaakt’, aldus de Hoge Raad. Door dat laatste wordt voorkomen ‘dat een afbeelding van iemand die toevallig op een ander lijkt, zonder meer wordt aangemerkt als een portret van die ander’.
Persiflage
Het karakter van de afbeelding, bijvoorbeeld een parodie, is volgens de Hoge Raad niet van belang voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een portret. Het oordeel van het Hof ‘dat geen sprake is van een portret omdat voor de aanschouwer duidelijk is dat het niet Verstappen zelf betreft, maar dat het gaat om een persiflage van zijn optreden in reclamefilms voor Jumbo, getuigt van een onjuiste rechtsopvatting’, aldus de Hoge Raad.
Het gerechtshof Den Haag moet zich nu opnieuw over de zaak buigen. Daarbij zal de door artikel 21 van de Auteurswet voorgeschreven belangenafweging – verzet een redelijk belang van de geportretteerde zich tegen openbaarmaking? – alsnog moeten plaatsvinden.
Klik hier voor de uitspraak