Het tuchtrecht is er niet om adviezen van interne juristen van een bank te toetsen. Dit blijkt uit een uitspraak van de Tuchtcommissie Banken. Juridische adviseurs beschikken over ‘een zekere mate van vrijheid’. Alleen in bijzondere gevallen kan via het tuchtrecht worden beoordeeld of hun adviezen juist en begrijpelijk zijn.
De zaak draait om een schikking die een bank trof met de huurder van een failliet bedrijf. Het failliete bedrijf had een schuld bij de bank en door de schikking kreeg de bank een deel van de huurinkomsten. Daarover werd de curator van het failliete bedrijf niet vooraf geïnformeerd.
De Tuchtcommissie stelde in 2021 al vast dat de medewerker die de schikking trof niets te verwijten viel. Hij mocht vertrouwen op experts en op zijn leidinggevende, die akkoord gingen met de schikking.
Ook de jurist, werkzaam bij de bank, die het advies gaf om de curator niet eerder te informeren, gaat nu tuchtrechtelijk vrijuit. De directeur van Tuchtrecht Banken vond na eigen onderzoek dat de bankmedewerker een berisping moest krijgen, maar de Tuchtcommissie is het daarmee niet eens. Zij wijst erop dat een bank er zelf belang bij heeft dat een interne jurist ‘enige vrijheid heeft bij het adviseren over de juridische en strategische opstelling’.
Niet aanstonds ongegrond
Het is niet aan de tuchtrechter om die adviezen te toetsen, bijzondere gevallen daargelaten, aldus de Tuchtcommissie Banken. ‘Naar het oordeel van de tuchtcommissie is in dezen geen sprake van zo’n bijzonder geval. Verweerder heeft gemotiveerd betoogd dat en waarom hij van oordeel is dat de bank niet verplicht was de curator vooraf in kennis te stellen van de met het uitzendbureau te treffen schikking, welk betoog de tuchtcommissie in ieder geval niet aanstonds ongegrond voorkomt.’
Voorts heeft de senior jurist in toereikende mate uitgelegd wat het praktisch belang van de bank bij dit advies was. ‘In het licht hiervan, en in aanmerking genomen dat (i) verweerder zich met de externe advocaat van de bank over dit onderwerp heeft verstaan, (ii) de hiervoor (…) bedoelde vaststellingsovereenkomst in een ontbindende voorwaarde voorzag en (iii) de bank 4 de curator kort na het afsluiten daarvan over de vaststellingsovereenkomst heeft geïnformeerd, is de tuchtcommissie van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt ter zake van het door hem gegeven advies valt te maken.’
Klik hier voor de uitspraak