Het Openbaar Ministerie (OM) gaat in hoger beroep in een zaak rond inzage in vertrouwelijke e-mails tussen advocaten en hun cliënt. Dat meldt het OM. Eerder oordeelde de rechtbank Oost-Brabant dat het OM in het strafrechtelijke onderzoek naar vermogensbeheerder Box Consultants onzorgvuldig heeft gehandeld en het verschoningsrecht heeft geschonden.
Het OM zegt nu te betreuren dat het het verschoningsrecht niet voldoende heeft gewaarborgd in die strafzaak. Het verschoningsrecht is volgens het OM een belangrijke pijler van de rechtsstaat. ‘Eenieder moet zonder vrees voor openbaarmaking informatie kunnen delen met personen waarvoor een beroepsgeheim geldt, zoals een advocaat’, aldus het OM in een persbericht.
De strafzaak tegen Box begon in 2015 met de inval van de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) bij het bedrijf wegens een verdenking van witwassen en valsheid in geschrifte. Later in dat jaar vorderde het OM alle e-mails van de vermogensbeheerder bij een hostingbedrijf. Daarbij zaten ook ruim 3000 e-mails tussen het bedrijf en zijn advocaten van kantoor Stibbe. Hiervan waren Box en Stibbe aanvankelijk niet op de hoogte. Het opsporingsteam kreeg zo inzage in e-mails tussen Box en zijn advocaten.
Na verschillende procedures spanden de advocaten hierover een kort geding aan, waarin de voorzieningenrechter op 22 maart uitspraak deed. De rechter oordeelde dat de Staat vanaf dat moment geen communicatie meer mocht inzien tussen één van de betrokken advocaten en deze en toekomstige cliënten. Inzage mag alleen met toestemming van de betrokken advocaat of via een rechtelijke beslissing, zo stelde de voorzieningenrechter.
Uitvoeringsproblemen
Het OM stelt nu tegen een deel van de uitspraak hoger beroep in. In het vonnis staat dat het OM de serviceprovider vooraf moet vragen om e-mailboxen van verdachten te ontdoen van correspondentie van de advocaat, als het OM ten tijde van het vorderen van de e-mails bekend is met de betrokkenheid van een advocaat. Het OM stelt hiertegen juridische bezwaren te hebben en voorziet praktische uitvoeringsproblemen.
Ook roept het vonnis van de voorzieningenrechter volgens het OM vragen op over de te volgen procedures bij de (straf-)rechter in bepaalde situaties. Met het hoger beroep stelt het OM duidelijkheid te willen krijgen voor de (rechts-)praktijk.
Het OM zegt aan een geactualiseerde aanwijzing te werken voor de omgang met mogelijke geheimhoudersinformatie, met daarin de werkwijze van het OM. De aanwijzing wordt openbaar en komt op de website van het OM te staan. Tot dat moment heeft het OM naar aanleiding van de uitspraak in het kort geding voorlopig beleid geformuleerd.
Wrevel
De eerste reactie van het OM op de uitspraak van de kortgedingrechter – op 22 maart – riep intussen de nodige wrevel op binnen de advocatuur. De organisatie claimde de victorie met de kop ‘Toetsing verschoningsrecht door geheimhoudersofficieren rechtmatig’, terwijl er toch echt sprake was van een stevige rechterlijke tik op de vingers, aldus advocaten op Twitter.