Er moet een integrale zittingsagenda komen waarin te vinden is ‘dát, wanneer en waar’ civiele rechtszittingen plaatsvinden. Het uitgangspunt moet daarbij zijn dat ‘informatie over lopende procedures in beginsel aan derden wordt verstrekt’, aldus procureur-generaal E.M. Wesseling-Van Gent van het Parket bij Hoge Raad.
Concreet gaat het in deze zaak om een verzoek van advocatenkantoor Taylor Wessing aan de griffier of bij de rechtbank ‘één of meer procedures aanhangig waren en/of zijn waarbij de heer A partij is’. De griffier weigerde dit verzoek, omdat geen sprake was ‘van een concreet verzoek om een afschrift van een vonnis dat op een bepaalde datum is gewezen tussen met naam en toenaam aangeduide partijen’.
In de ‘cassatie in het belang der wet’ stelt Wesseling-Van Gent allereerst vast dat er in de praktijk behoefte is aan dergelijke informatie. ‘Zo kan het voor een partij van belang zijn om te weten of tussen andere partijen een procedure aanhangig is, en om deze te volgen om op grond daarvan haar strategie te bepalen. Ook advocaten kunnen er belang bij hebben om procedures te volgen waarvan zij het bestaan kennen (bijvoorbeeld doordat hun cliënt is gedagvaard) maar waarin zij zich nog niet hebben gesteld. Door de procedure te “observeren”, kunnen zij beoordelen of het in het belang van hun cliënt is om zich te stellen, of om een vordering tot voeging of tussenkomst in te dienen’, aldus de PG.
Een rondgang langs een aantal griffies van rechtbanken leert dat ze elk hun eigen wijze van informatieverstrekking hebben over lopende zaken. De een verstrekt alleen informatie aan partijen, de ander verstrekt informatie aan derden als ze het zaaknummer weten, en weer een andere rechtbank maakt onderscheid tussen procedurele informatie, processtukken uit het dossier en uitspraken.
Weinig aandacht
Wesseling-Van Gent meent dat er een eind moet komen aan die lappendeken. ‘Het beginsel van een openbare zitting/behandeling is weliswaar al sinds 1838 een uitgangspunt van het Nederlandse recht, maar het aspect van openbaarmaking van een zittingsagenda in civiele zaken heeft tot nu toe geen aandacht van de wetgever en weinig aandacht van de Rechtspraak gehad. Op dit moment zijn civiele zittingen bij Nederlandse gerechten alleen in die zin openbaar dat de zittingszalen voor het publiek toegankelijk zijn. Dát, waar en wanneer die zittingen plaatsvinden, wordt maar op zeer beperkte schaal publiekelijk aangekondigd.’
De consequentie van het ontbreken van een integrale zittingsagenda is dat degene die wil weten wanneer een zitting plaatsvindt, contact zal moeten opnemen met de griffies of de afdeling communicatie van de verschillende gerechten. ‘Deze willen, begrijpelijkerwijs, niet zomaar op verzoek van een onbekende in de systemen gaan “grasduinen” om te kijken om welke zaak het zou kunnen gaan, zoals een van de responderende gerechten het omschreef. Mijns inziens is het tijd dat regelgeving over dit aspect van de openbaarheid van zittingen wordt overdacht, waarbij uitgangspunt dient te zijn dat informatie over lopende procedures in beginsel aan derden wordt verstrekt;, aldus Wesseling-Van Gent.