Op grond van de Wet Flexibel Werken kan een werknemer een verzoek indienen voor aanpassing van de arbeidsduur. Werkgevers hebben de mogelijkheid om een dergelijk verzoek af te wijzen, maar doen er goed aan de relevante individuele feiten en omstandigheden te onderzoeken en de wettelijk voorgeschreven procedure te volgen. Anders kan men – met terugwerkende kracht – voor verrassingen komen te staan.
In deze zaak bij de Rechtbank Midden-Nederland gaat het om een werknemer die als chauffeur bouwcontainers bezorgt en ophaalt. In september 2018 doet de werknemer een verzoek tot arbeidsduurvermindering, omdat hij in verband met gezondheidsklachten geen fulltime werkweek meer aankon. Dat verzoek wordt gehonoreerd door de werkgever en vanaf 1 oktober 2018 werkt de werknemer 32 uur per week.
In mei 2019 meldt de werknemer zich ziek. Tijdens het re-integratieproces concludeert de deskundige van het UWV in zijn arbeidskundig rapport dat sprake is van een ‘medische afzakker’. Er bleek onder meer sprake te zijn van een auto-immuunziekte. Daarbij concludeert de deskundige dat de eerste ziektedag niet pas in mei 2019 plaatsvond, maar al op 1 oktober 2018. De datum dus dat de werknemer op eigen verzoek minder is gaan werken.
De werknemer start een procedure en vordert onder meer vernietiging van de aanpassing van de arbeidsduur op grond van dwaling en de daaraan gekoppelde betaling van achterstallig loon. De werknemer betoogt het navolgende. Op het moment dat de werknemer om de aanpassing van de arbeidsduur verzocht wist hij nog niet dat hij ziek was. Hij dacht dat de klachten te maken hadden met zijn leeftijd. De werkgever was echter al wel op de hoogte van het feit dat de werknemer last had van gezondheidsklachten. Daarnaast heeft de werkgever hem niet voldoende geïnformeerd over de (financiële) gevolgen van de aanpassing. Als de werknemer op de hoogte was geweest van de gevolgen, dan had hij de aanpassing naar eigen zeggen niet aangevraagd.
De werkgever voert verweer en geeft aan niet op de hoogte te zijn geweest van de gezondheidsklachten. Daarnaast wist de werknemer wat de (financiële) gevolgen van de aanpassing waren.
Dwaling
De rechtbank overweegt dat het debat tussen partijen zich toespitst op de vraag of sprake is geweest van dwaling. Vast staat dat de werknemer al vanaf 1 oktober 2018 ziek was, nu de deskundige van het UWV dit als zodanig heeft geconcludeerd. Zowel werkgever als werknemer wisten destijds niet van de ziekte. Evident is dat de werknemer niet om aanpassing van de arbeidsduur zou hebben gevraagd indien hij hiervan op de hoogte was geweest. Dan zou de werknemer zich ziek hebben gemeld. Omdat de werkgever van dezelfde onjuiste veronderstelling uitging hebben partijen wederzijds gedwaald.
Volgens de rechtbank behoort deze dwaling niet voor rekening van de werknemer te blijven. Daarbij is van belang dat de wettelijke procedure omtrent de aanpassing van de arbeidsduur niet volledig is gevolgd. De aanvraag van de werknemer heeft niet schriftelijk plaatsgevonden. Ook is er geen schriftelijke verslaglegging van het overleg tussen de werkgever en de werknemer. De risico’s van het niet volgen van de procedure komen – op grond van goed werkgeverschap – voor rekening van de werkgever.
Het beroep van de werknemer op dwaling slaagt. De vordering tot vernietiging van de aanpassing van de arbeidsduur wordt toegewezen. Gevolg is onder meer dat de werknemer recht heeft op nabetaling van achterstallig loon.
Door: Jasper Hendriks