De Nederlandse Zorgautoriteit is te hard van stapel gelopen bij het opleggen van een boete van €400.000 aan zorginstelling HSK omdat die behandelingen voor burn-out onder de verkeerde noemer zou hebben gedeclareerd. Dat heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) vandaag beslist. Volgens de hoogste bestuursrechter is het boetebesluit in strijd met het Lex Certa-beginsel, hetgeen inhoudt dat voor iedereen duidelijk moet zijn welk handelen en nalaten leidt tot strafrechtelijke aansprakelijkheid, en ook welke sancties daar op kunnen volgen.
HSK heeft volgens de Zorgautoriteit behandelingen tegen psychische klachten veroorzaakt door problemen op het werk of in de privésfeer (‘burn out’) gedeclareerd als behandelingen tegen een psychische stoornis. Behandelingen tegen burn out worden niet vanuit het basispakket vergoed, behandelingen tegen psychische stoornissen wél. ‘Dat betekent dat HSK onterecht vergoedingen zou hebben gekregen door behandelingen voor dergelijke klachten die langer aanhouden onder een andere noemer te declareren’, vat CBb samen. Voor deze overtreding heeft de Zorgautoriteit een boete opgelegd van €400.000, en de vraag is of dat terecht is.
Het CBb meent van niet. Er bestond ten tijde van de periode waarop de declaraties betrekking hebben – tussen 2013 en 2015 – ‘medisch verschil van inzicht’ over de vraag of burn out-klachten als een psychische stoornis gekwalificeerd konden worden. Er was ‘onvoldoende wetenschappelijke consensus’ over het vraagstuk. ‘Dat achteraf, na intensief deskundigenonderzoek in 2017, toen de medische inzichten alweer verder waren ontwikkeld, wordt vastgesteld dat de diagnose onjuist is geweest en de – succesvolle – behandeling een onjuiste medische duiding heeft gekregen, betekent nog niet dat dit voor appellante duidelijk had kunnen en moeten zijn toen zij de diagnoses stelde en de behandelingen uitvoerde. Niet uitgesloten is dus dat appellante destijds op legitieme gronden veronderstelde dat zij correct declareerde’, schrijft het CBb.
Zorgverzekeraars
Daar komt bij dat zorgverzekeraars de behandelingen hebben vergoed. ‘Zij zijn ook niet overgegaan tot terugvordering van deze vergoedingen nadat de Zorgautoriteit tot het oordeel was gekomen dat de geboden zorg ten onrechte was gedeclareerd en zij appellante daarvoor deze boete had opgelegd. Integendeel, ter zitting is komen vast te staan dat de zorgverzekeraars de door appellante geboden zorg voor deze patiënten (…) zijn blijven inkopen en vergoeden.’
In een overweging ten overvloede merkt het CBb op dat de Zorgautoriteit wel wat minder driest had kunnen opereren. ‘Uit de motivering van het bestreden besluit en het toezichtsrapport valt af te leiden dat het verweerster (de Zorgautoriteit, L.W.) er in wezen om ging dat appellante haar werkwijze aanpaste. (…) Om appellante daartoe te bewegen stonden verweerster andere middelen ten dienste dan het opleggen van een boete op basis van enkele dossiers. Verweerster had in overleg kunnen treden met appellante. Appellante heeft in oktober 2015 per brief aan verweerster aangegeven open te staan voor een gesprek, maar daar is verweerster niet op ingegaan.’