Het Amerikaanse bedrijf Uber vraagt de Haagse voorzieningenrechter in kort geding om de CAO voor taxivervoer niet verbindend te verklaren voor chauffeurs die haar app gebruiken. Het bedrijf reageert met deze stap op een eerder vonnis van de rechtbank in Amsterdam. Die bepaalde in september vorig jaar dat Uberrijders moeten worden gezien als werknemers en niet als zelfstandige ondernemers.
Uber gebruikt die uitspraak nu om het besluit van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om de taxi-CAO algemeen verbindend te verklaren aan te vechten. Dat besluit bepaalt dat voor alle werknemers in de taxi-sector de arbeidsvoorwaarden uit de CAO gelden.
Volgens Uber is dat besluit in strijd met de wet AVV (Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten), nu Uberrijders conform het Amsterdamse vonnis beschouwd moeten worden als werknemers. De wet AVV bepaalt immers dat een CAO alleen algemeen verbindend kan worden verklaard als een ‘belangrijke meerderheid’ van werknemers in een sector, te weten 55 procent, gebonden is aan de collectieve overeenkomst. Uberrijders zijn volgen Uber echter niet gebonden aan die CAO, omdat het bedrijf niet behoort tot de werkgevers die de collectieve overeenkomst hebben ondertekent.
Tijdens het kort geding maandag bij de Haagse voorzieningenrechter becijferde Uber dat er in Nederland elfduizend personen zijn die ritten rijden met de Uberapp. Als die rijders allemaal meegeteld zouden worden, dan zou het percentage van chauffeurs dat valt onder de CAO dalen tot 47,9 procent. Ook als het criterium voor een Uberrijder beperkt wordt tot de personen die zich persoonlijk verbonden hebben aan Uber, dan nog zou maar 52 procent gebonden zijn aan de taxi-CAO. Dat is nog te weinig voor een algemeen verbindend verklaring, aldus Uber.
Keurslijf
De claim van Uber werd ondersteund door zelfstandige chauffeurs die niet onder de taxi-CAO willen rijden. ‘Het keurslijf van de CAO werkt niet voor mijn cliënten’, zei hun advocaat maandag tijdens het kort geding. Hij haalde het voorbeeld aan van een Uberrijder die meer dan de helft van zijn inkomsten zou verliezen als hij door Uber als werknemer wordt behandeld. ‘Ik doe goede zaken met Uber, ik ga niet als een dagloner rijden’, zei een van de zelfstandige Uberrijders die tegen de algemeen verbindend verklaring is.
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestreed de cijfers van Uber over het grote aantal mensen die met de Uberapp ritten rijdt. Dat zouden er niet meer dan vierduizend zijn. Dat had Uber zelf verklaard tijdens een zitting vorige week bij het gerechtshof. Het ministerie meent bovendien dat de vordering van Uber niets anders is dan een verkapt dispensatie-verzoek. Dat had het bedrijf bij de minister moeten indienen, en niet bij de rechter.
Uitspraak op 18 juli.