LEGALE ZAKEN

Zakelijk nieuws / Juridisch perspectief

Thema

Mededinging:

Q&A Marjan Olfers: ‘Juridisch gezien is het moeilijk om een nieuwe league tegen te houden’

Het plan van de Super League, een nieuwe elitecompetitie van Europese topcubs in het voetbal, is voorlopig gesneuveld voordat er nog maar een bal is getrapt. De Jurist sprak gisteren – voordat Engelse clubs zich terugtrokken na protesten van fans – met bijzonder hoogleraar sport en recht Marjan Olfers van de VU. ‘Juridisch gezien is het moeilijk om een nieuwe league tegen te houden. Er is vrijheid van vereniging en dat is een grondrecht in Europa.’

Wat vindt u van de ophef rond de Super League?

‘Dit soort initiatieven ontstaan wanneer de sportbond niet goed de belangen weet te behartigen van een belangrijke groep. Dan gaat zo’n groep muiten, vaak als drukmiddel om ervoor te zorgen dat er bijvoorbeeld meer geld naar die clubs toegaat of dat regels worden aangepast.

Tegelijkertijd: dit is niet nieuw. We hadden jaren geleden ook al de G-14, ook een vereniging van grote Europese voetbalclubs. Dit keer is het volgens mij wel serieus business: er zit een grote partij – JP Morgan – achter. Het is dus behoorlijk concreet en dat het al in zo’n mate van uitvoering is, is wel nieuw.’

Waarom is de Super League – juridisch gezien – geen goed idee?

‘De Super League wordt een gesloten competitie en je zou kunnen zeggen dat dat in strijd is met de mededingingsregels. De regels schrijven namelijk voor dat er vrije toetreding moet zijn. In Europa kennen we een systeem van promotie en degradatie. Dat is een beginsel dat door de Europese Commissie ook altijd is omarmd. Dat is waarschijnlijk de reden dat de oprichters van de Super League nu zeggen dat er – naast de vijftien vaste spelers – nog vijf clubs mogen meedoen die zich jaarlijks kunnen kwalificeren.’

Zijn er juridische mogelijkheden om dit initiatief tegen te houden?

‘Juridisch gezien is het moeilijk om een nieuwe league tegen te houden. Er is vrijheid van vereniging en dat is een grondrecht in Europa. Er is dus geen regel die voorschrijft: ‘’Gij zult geen nieuwe competitie oprichten’’. Daarnaast heeft de Europese Commissie altijd gezegd innovatie toe te juichen. UEFA is monopolist, dus er is geen concurrentie. Eigenlijk willen we in Europa geen monopolies, althans geen monopolies die hun macht kunnen misbruiken.

Wat er nu wel gebeurt is dreigen. Dat zie je nu ook bij de UEFA. Het ultieme dwangmiddel is: we selecteren je niet meer of je mag gewoon niet meer meedoen. Maar ook dat soort besluiten stuiten ook al heel snel op het mededingingsrecht.

Denk bijvoorbeeld aan de zaak over de Internationale Schaatsunie (ISU), waarbij schaatsers wilden deelnemen aan een nieuwe competitie. Die competitie was door de internationale schaatsbond niet had geautoriseerd. Ze zeiden: als jullie zo doorgaan, gaan we jullie schorsen. En wel voor je hele leven. Daarvan heeft de Europese Commissie gezegd: het zijn monopolies, dus innovatie moet mogelijk zijn. Jullie beperken deze sporters, die ook een economisch belang hebben en het recht om te sporten waar ze willen. Het besluit om sporters langdurig te schorsen die willen deelnemen aan concurrerende niet-geautoriseerde competities is dus in beginsel in strijd met het mededingingsrecht.’

Wat was daar de achterliggende gedachte?

‘Sporters vertegenwoordigen een economische waarde en moeten vrijuit diensten kunnen verrichten. Met een schorsing worden ze daarin belemmerd. Bovendien zit het uitbannen van nieuwe competities innovatie in de weg.

Datzelfde betoog zou je kunnen opzetten voor voetbalclubs. Want als je gaat schorsen, betekent dat in feite ook dat ze worden beperkt in hun economische rechten en belangen.’

Hoe denkt u dat de Super League-kwestie gaat aflopen?

‘Meestal wordt het geen zaak en blijft het bij dreigen. En als het dan bijna voor de rechter komt, wordt er geschikt. Ik denk wel dat de UEFA alles zal proberen om dit initiatief tegen te houden.

Over de Super League zelf: er doen leuke clubs mee. Maar bijvoorbeeld Duitsland zit er niet in. Zoals deze competitie nu is samengesteld, is het niet de beste competitie. De aandacht van die competitie gaat verflauwen, want bij de Champions League doet iedereen wel mee. Het gaat er in de sport altijd om wie in staat is de beste competitie te realiseren. De beste competitie blijft uiteindelijk over.’

Nederland krijgt weinig steun EU bij exportbeperking China

Ondanks verhitte pogingen van het kabinet krijgt Nederland weinig Europese steun bij de exportbeperking van chiptechnologie naar China. Eerder deze week kondigde het kabinet aan de export van bepaalde machines van chipmachinemaker ASML aan banden te willen leggen. Den Haag is hiermee Europees koploper, maar neemt hiermee ook een flink

Lees Verder >

WhatsApp informeert voortaan duidelijk over wijziging voorwaarden

WhatsApp gaat gebruikers van zijn berichtenapp voortaan duidelijk informeren over wijzigingen die het bedrijf doorvoert in zijn algemene voorwaarden. Dit is het resultaat van de gesprekken die de Europese consumententoezichthouders en de Europese Commissie, onder leiding van de Zweedse en de Ierse toezichthouder, met het bedrijf hebben gevoerd. Het bedrijf

Lees Verder >

Eerdere Berichten

Delen:

Twitter
LinkedIn
Email

Overzicht pagina:

Thema

Mededinging:

Hoge Raad over de verhouding tussen het uitzendbeding en het opzegverbod bij ziekte

In een recente procedure bij de Hoge Raad kwam de vraag aan de orde of een bepaling uit de  NBBU-cao voor Uitzendkrachten (hierna de CAO) rechtsgeldig was of dat deze in strijd was met het opzegverbod bij ziekte. In de betreffende bepaling was opgenomen dat in geval van ziekte of arbeidsongeschiktheid van de uitzendkracht, de uitzendovereenkomst met onmiddellijke ingang geacht zou zijn te zijn beëindigd op verzoek van de inlener. Een fictief verzoek van de inlener dus.

In deze zaak stond een werknemer centraal die door een uitzendbureau ter beschikking werd gesteld aan een inlener. De werknemer raakte vervolgens bij de inlener als gevolg van een arbeidsongeval arbeidsongeschikt.

Op de uitzendovereenkomst was de CAO van toepassing verklaard, waarin nadere duiding werd gegeven aan het tussen de werknemer en het uitzendbureau overeengekomen uitzendbeding. Kort gezegd is een uitzendbeding een bepaling in de uitzendovereenkomst als gevolg waarvan de uitzendovereenkomst van rechtswege eindigt doordat de terbeschikkingstelling van de werknemer door het uitzendbureau bij de inlener op verzoek van de inlener eindigt.

De CAO bepaalde het volgende: ‘De uitzendovereenkomst komt ten einde doordat de inlener om welke reden dan ook de uitzendkracht niet langer wil of kan inlenen en voorts doordat de uitzendkracht om welke reden dan ook, daaronder begrepen arbeidsongeschiktheid, de bedongen arbeid niet langer wil of kan verrichten (…). In geval van ziekte of ongeval van de uitzendkracht wordt de terbeschikkingstelling in Fase 1 en 2 direct na de melding als bedoeld in artikel 25 lid 2 geacht met onmiddellijke ingang te zijn beëindigd op verzoek van de inlener.’

De werknemer vorderde in een procedure bij de Kantonrechter doorbetaling van loon en betaling van ziektegeld van de periode van de ziekmelding tot aan de periode waarop de werknemer als zzp’er is gaan werken. De kantonrechter wees deze vordering af met een verwijzing naar de hierboven genoemde CAO-bepaling.

Het Hof vernietigde in hoger beroep de beschikking van de kantonrechter en oordeelde dat de CAO-bepaling in strijd was met het opzegverbod tijdens ziekte. Tegen het oordeel van het Hof heeft het uitzendbureau cassatie ingesteld en uiteindelijk weer ingetrokken. De Hoge Raad heeft echter in het belang van de rechtsontwikkeling en rechtseenheid aanleiding gezien om de rechtsvraag toch te beantwoorden.

Beoordeling Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat een uitzendbeding als gevolg waarvan de uitzendovereenkomst van rechtswege eindigt indien op verzoek van de inlener de terbeschikkingstelling eindigt, ook wegens of tijdens ziekte van de uitzendkracht, niet in strijd is met het wettelijk stelsel van het ontslagrecht en het opzegverbod tijdens ziekte. Echter, het daaraan gekoppelde fictieve verzoek van de inlener tot beëindiging van de uitzendovereenkomst is niet rechtsgeldig. De Hoge Raad heeft dit oordeel onder andere gemotiveerd met de volgende argumenten.

Het opzegverbod bij ziekte staat volgens de Hoge Raad niet in de weg aan een beëindiging van de uitzendovereenkomst op basis van een uitzendbeding. Op basis van een uitzendbeding eindigt de uitzendovereenkomst van rechtswege en het opzegverbod tijdens ziekte is dan niet van toepassing.

De Hoge Raad heeft meer moeite met het gedeelte van de CAO-bepaling waarin de beëindiging van de uitzendovereenkomst wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid wordt gekoppeld aan een fictief verzoek van de inlener tot beëindiging van de terbeschikkingstelling. Volgens de Hoge Raad biedt de wettelijke regeling slechts ruimte om een uitzendbeding overeen te komen waarin het einde van de uitzendovereenkomst wordt gekoppeld aan een actief verzoek tot beëindiging van de terbeschikkingstelling van de inlener.

Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat dit vereiste in de wet is opgenomen om de rechtspositie van de uitzendkracht te beschermen. Het vereiste beperkt de mogelijkheden van het uitzendbureau om de uitzendovereenkomst steeds onmiddellijk te beëindigen door het einde van de uitzendovereenkomst te koppelen aan de beëindiging van de terbeschikkingstelling door de inlener. Volgens de Hoge Raad gaat deze bescherming door de bewoording van de CAO-bepaling teniet vanwege het fictieve verzoek van de inlener dat volgt op de ziekte of arbeidsongeschiktheid van de uitzendkracht. Dit gedeelte van de CAO-bepaling is derhalve in strijd met de wet.

Conclusie

Het oordeel van de Hoge Raad laat zien dat een beëindiging van de uitzendovereenkomst van rechtswege als gevolg van ziekte of arbeidsongeschiktheid van de uitzendkracht niet strijdig is met het opzegverbod tijdens ziekte. Wél is vereist dat de inlener een actief verzoek doet tot beëindiging van de terbeschikkingstelling. In de onderhavige casus was er sprake van een fictief verzoek uitgewerkt in een CAO-bepaling, wat volgens de Hoge Raad afbreuk doet aan de rechtspositie van de uitzendkracht, en dus in strijd is met de wet.

Door: Jimmie de Kruijf

Eerdere Berichten

Delen:

Twitter
LinkedIn
Email

Overzicht pagina:

Privacy Cookies

Leuk dat u er bent. Nog even dit:

LEGALE ZAKEN maakt gebruik van cookies om het gebruik van de website te analyseren, om het mogelijk te maken content via social media te delen. Deze cookies worden ook geplaatst door derden. Wij gaan zorgvuldig met uw privégegevens om. Klik op ‘lees verder’ voor uitgebreide informatie.

Door deze melding weg te klikken of gebruik te blijven maken van deze site stemt u hiermee in. 

Privacy Cookies

Leuk dat u er bent. Nog even dit:

LEGALE ZAKEN maakt gebruik van cookies om het gebruik van de website te analyseren, om het mogelijk te maken content via social media te delen. Deze cookies worden ook geplaatst door derden. Wij gaan zorgvuldig met uw privégegevens om. Klik op ‘lees verder’ voor uitgebreide informatie.

Door deze melding weg te klikken of gebruik te blijven maken van deze site stemt u hiermee in.