Een ontwerper en een ondernemer zitten elkaar in de haren over de vraag of een ‘Brand Identity’ nou wel of niet is opgeleverd. In dat kader wil de ondernemer digitale kopieën hebben van alle opnames die de ontwerper heeft gemaakt van gesprekken en Zoom-videoconferenties. De rechtbank Gelderland stelt in een op 2 november 2022 gepubliceerde uitspraak dat enkele specifieke opnames inderdaad aan de ondernemer moeten worden verstrekt, maar dat de algemene vordering van ‘alle opnames’ te ver gaat.
In het Wetboek van rechtsvordering zijn voorwaarden opgenomen voor de bepaalbaarheid van vorderingen. Die voorwaarden moeten een ‘fishing expedition’ voorkomen. Een partij kan niet documenten of beelden opvragen waarvan hij ‘slechts het bestaan vermoedt of waarvan hij vermoedt dat zij wel eens steun zouden kunnen geven aan zijn stellingen in de hoofdzaak’.
De algemene vordering tot het overdragen van digitale kopieën van alle opnames loopt daarop stuk. ‘De rechtbank is, met eiseres, van oordeel dat de primaire vordering niet voldoet aan het bepaalbaarheidsvereiste. Gedaagde 1 en gedaagde 2 vorderen primair exhibitie van alle opnames die eiseres heeft gemaakt van alle gesprekken en Zoom-calls (…). Daarbij is geen enkele beperking gegeven, bijvoorbeeld tot opnames van enkel telefoongesprekken of enkel Zoom-calls of opnames van een bepaalde datum en met een bepaald onderwerp. Op deze wijze zijn de stukken naar het oordeel van de rechtbank te algemeen en te weinig gespecificeerd om als bepaalde bescheiden te kunnen worden gekwalificeerd.’
Bewijs in hoofdzaak
Dat neemt niet weg dat enkele cruciale opnames volgens de rechtbank wel degelijk moeten worden overgedragen. De ondernemer heeft ten aanzien van die opnames ‘voldoende duidelijk en concreet gesteld en gemotiveerd’, waarom hij meent dat deze opname van belang kan zijn als bewijs in de hoofdzaak en voor het door hem te voeren verweer. Concreet gaat het om de kennismakingssessie en een zoom-call waarin – beweerdelijk – de huisstijl en de logo’s zijn gepresenteerd.
Dat geen audio beschikbaar is van de laatste opname, doet niet ter zake. ‘Het gaat immers met name om de gepresenteerde logo’s, de beelden zijn daarvoor voldoende. Dit betekent dat gedaagde 1 en gedaagde 2 direct en concreet – en dus rechtmatig – belang hebben bij afgifte van deze gespreksopname’, stelt de rechtbank.
De ontwerper moet de opnames binnen drie dagen verstrekken, met een dwangsom van €2.500 per dag dat zij niet voldoet aan de veroordeling.
Foto: Anna Shvets/Pexels