Het is niet bewezen dat Shell in de jaren 90 van de vorige eeuw getuigen in Nigeria heeft omgekocht en dat het bedrijf daardoor direct of indirect betrokken was bij de executie van negen activisten. Dat heeft de rechtbank Den Haag vandaag beslist. Volgens de rechtbank is de omstandigheid dat Shell door allerlei personen een centrale rol kreeg toebedeeld bij het proces en de executies ‘geen bewijs van daadwerkelijke betrokkenheid’.
Shell zou de Nigeriaanse overheid destijds meermalen gevraagd hebben om op te treden tegen activisten in het zuiden van Nigeria die protesteerden tegen de vervuilende oliewinning in Ogoniland. Uiteindelijk werden negen activisten, de zogenoemde ‘Ogoni nine’, door een militaire rechtbank ter dood veroordeeld. Een van hen was de bekende Nigeriaanse schrijver Ken Saro-Wiwa. Shell heeft de beschuldigingen altijd ontkend.
De rechtbank stelt nu vast dat veel getuigen – die werden omgekocht om belastende verklaringen af te leggen over de activisten – aannamen dat ze met vertegenwoordigers van Shell te maken hadden, maar dat die aannames ‘onvoldoende bewijs van daadwerkelijke betrokkenheid’ van Shell vormen. ‘Dat geldt ook als deze verklaringen in onderling verband worden bezien. Daarmee zijn eiseressen niet geslaagd in het eerste deel van de bewijsopdracht’, schrijft de rechtbank.
Business principles
Ook wijst de rechtbank er op er verklaringen zijn die er op duiden dat Shell – of in Nigeria opererende dochters – de procesgang niet wenste te beïnvloeden. Verzoeken om te interveniëren in het proces werden steeds afgewezen ‘omdat dit tegen de business principles ingaat’.
De eiseressen – vier weduwen – had Shell wel moeten ingrijpen, maar de rechtbank gaat daar niet in mee. ‘Dit verwijt lijkt te zijn ingegeven door de opvatting van eiseressen dat SPDC (een dochter van Shell, L.W.) naar het toepasselijke Nigeriaanse recht verplicht was ten gunste van [Q] te interveniëren in het proces en hieraan geen voorwaarden had mogen verbinden. Eiseressen hebben echter niet concreet gesteld dat en waarom dat zo is. Zij hebben evenmin gesteld dat de gevraagde interventie ten behoeve van [Q] – waar het concreet om ging – effect zou hebben gehad op de (uitkomst van de) procedures tegen hun echtgenoten.’