Medio 2019 publiceerden de toenmalige Minister van Financiën en Minister van Veiligheid en Rechtsbescherming een ‘plan van aanpak witwassen’. Daarin zijn drie pijlers benoemd op basis waarvan de bestrijding van witwassen wordt geïntensiveerd. Dit zijn het verhogen van barrières, het vergroten van de effectiviteit van de poortwachtersfunctie en toezicht en het versterken van opsporing en vervolging. Maar het wetgevingsplan daartoe lijkt nu echt te ver door te slaan, en daar wordt door de Raad van State terecht aandacht voor gevraagd.
Vooral de zogenaamde poortwachters – veelal financiële, fiscale en juridische dienstverleners – worstelen nu al met de uitvoering van de aan hen opgelegde taken in het kader van de bestrijding van witwassen. De praktische gevolgen worden in de praktijk steeds zichtbaarder. Duidelijk is dat de administratieve druk op de poortwachters bij de uitvoering van maatregelen tegen witwassen aanzienlijk is toegenomen.
Daarnaast ondervinden steeds meer ondernemers nadelige gevolgen van de strenge cliëntonderzoeken (KYC), die zelfs kunnen leiden tot opzegging van de bankrelatie. Dergelijke signalen roepen de vraag op of deze wijze van bestrijding van witwassen niet te ver doorslaat. De Raad van State heeft die vraag heeft enige tijd geleden positief beantwoord.
Eén van de wetsvoorstellen die invulling moet geven aan het plan van aanpak witwassen is op 5 oktober 2020 aanhangig gemaakt bij de Afdeling advisering van de Raad van State. Dit wetsvoorstel wijzigt de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en de Wet toezicht trustkantoren 2018. Het wetsvoorstel bevat onder andere de volgende maatregelen:
- het gezamenlijk monitoren van betalingstransacties mogelijk maken voor banken;
- gegevensdeling mogelijk maken tussen instellingen voor onderzoek naar cliënten met een hoger risico op witwassen of terrorismefinanciering;
- verbod voor beroeps- of bedrijfsmatige handelaren in goederen om transacties vanaf € 3.000 in contanten te verrichten;
- strengere regels voor trustkantoren.
Het bleef vervolgens lange tijd stil. Inmiddels is duidelijk dat de Afdeling al in januari 2021 advies heeft uitgebracht over het Wetsvoorstel plan van aanpak witwassen. Het advies is op 16 juni 2022 openbaar gemaakt en gepubliceerd naar aanleiding van een concreet verzoek op grond van de Wet open overheid.
De Afdeling is uitermate kritisch. Twee van de voorgestelde maatregelen leiden tot vergaande inbreuken op grondrechten van burgers en bedrijven die vertrouwelijke gegevens en de persoonlijke levenssfeer beschermen. Hoe belangrijk de bestrijding van witwassen en van financiering van terrorisme ook is, bij deze maatregelen is de vraag of het doel de middelen wel heiligt. Deze middelen gaan volgens de Afdeling in de opzet van het wetsvoorstel te ver. Het gaat daarbij om informatie-uitwisseling bij gezamenlijke monitoring van banktransacties en bij cliëntenonderzoek.
Gezamenlijke monitoring
Het wetsvoorstel maakt het mogelijk voor banken om hun transactiegegevens samen te brengen in een centrale database. Het maakt het vervolgens mogelijk deze gegevens onderling te delen om witwassen en financieren van terrorisme te bestrijden. In cijfers; het gaat om bijna tien miljard transacties per jaar bij 35 miljoen cliënten.
Het betreft overigens een database met gepseudonimiseerde en versleutelde gegevens, die niet aan een specifieke cliënt te koppelen zijn. Dit betekent niettemin een vergaande inbreuk op de vertrouwelijkheid van gegevens van burgers en bedrijven. Een voorbeeld is de toeslagenaffaire, waaruit is gebleken dat dergelijke monitoring niet alleen een inbreuk maakt op privacy, maar ook makkelijk kan leiden tot uitsluiting en discriminatie.
Gegevensdeling
Het voorstel houdt ook een verplichting in voor een instelling om bij onderzoek naar een (potentiële) client met een hoog risico navraag te doen bij andere instellingen. De bevraagde instelling is dan verplicht om gegevens te delen. Ook deze gegevensdeling is een inbreuk op de bescherming van vertrouwelijke bedrijfs- en persoonsgegevens en staat daarnaast op gespannen voet met het beroepsgeheim van notarissen en advocaten.
De Afdeling verwijst bovendien naar de concept wetgeving die op Europees niveau aanhangig is. Het is op zijn minst voorbarig om nu al in nationale wetgeving deze zware maatregelen in te voeren. Vanwege deze bezwaren adviseert de Afdeling om het wetsvoorstel niet bij de Tweede Kamer in te dienen, tenzij het is aangepast. Terug naar de tekentafel dus.Door: Anke Feenstra