Juridische dienstverlening door advocaten aan gesanctioneerde Russische cliënten wordt in een ‘groot aantal gevallen’ niet getroffen door wet- en regelgeving op het vlak van sancties. Dat schrijft de Amsterdamse deken Evert Jan Henrichs in een ‘Nader bericht over sancties tegen de Russische Federatie en daaraan gelieerde partijen’. Heinrichs baseert zich op twee recente beslissingen van de Minister voor Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking.
Volgens de minister valt rechtsbijstand door advocaten niet onder de relevante EU sanctieverordeningen ‘zolang het juridische bijstand betreft ten behoeve van het bepalen van de rechtspositie van een gesanctioneerde (rechts)persoon of ter verdediging van die rechtspositie of de vertegenwoordiging van de (rechts) persoon in rechte, inclusief het adviseren over het instellen of vermijden van een rechtsgeding.’
Van belang is daarbij dat het gaat om ‘het grondrecht van een entiteit om zich in rechte bij te laten staan’. Voor betaling van de juridische bijstand uit door sancties ‘bevroren’ middelen moet wél ontheffing van Financiën moet worden verkregen.
De beslissingen in de hierboven specifiek genoemde gevallen maken volgens Heinrichs duidelijk dat BHOS zich bewust is van de bijzondere rechtstatelijke positie van de advocatuur. BZ lijkt dezelfde lijn te volgen. Toch waarschuwt hij voor lichtvaardig optreden: ‘Ik kan niet beoordelen in hoeverre advocaten volledig kunnen vertrouwen op deze beslissingen en het voorlopig BZ-standpunt(…). Ook hier geldt mijns inziens dat waar nodig advies zou moeten worden gevraagd van een in sanctierecht gespecialiseerde advocaat.’