Het enquêterecht – dat kan worden ingezet om misstanden binnen ondernemingen te onderzoeken – heeft niet tot doel financiële geschillen te beslechten. De 83-jarige vader van drie zoons en oprichter van een transportonderneming heeft daarom niets te zoeken bij de Ondernemingskamer, stelt de Ondernemingskamer.
Het is een klassiek verhaal: vader zegt toe zijn werkzaamheden voor door hem opgerichte bedrijf te staken, maar blijft zich met zaken bemoeien. Ook maakt hij flink gebruik van de rekening-courant: volgens de zoons gaat het om een bedrag van ruim €1,5 mln, volgende de vader is het minder dan €1 mln. Ook worden onder twee old timer vrachtwagens van een van de werkmaatschappijen op zijn eigen naam overgeschreven, volgens de zoons zonder hun medeweten.
Vader probeert de rollen om te draaien, en stelt dat er sprake is ‘gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken’ bij de onderneming waar hij en zijn zoons elk voor een kwart in zitten. Hij verzoekt om afschriften van de financiële administratie en om een enquêteprocedure.
Ten onrechte, stelt de Ondernemingskamer. ‘Tot de doeleinden van het enquêterecht behoort niet de beslechting van geschillen van vermogensrechtelijke aard, noch het doen van onderzoek naar de feitelijke achtergrond van dergelijke geschillen. Voor zover een geschil louter van vermogensrechtelijke aard is, waarbij de doeleinden van een enquêteprocedure niet verwezenlijkt kunnen worden, kan een enquêteverzoek niet worden toegewezen. Een dergelijk vermogensrechtelijk geschil zal door de algemeen bevoegde civiele rechter moeten worden beslecht.’
Die civiele procedure is ook in gang gezet door de zoons, die de anderhalf miljoen euro terug willen hebben. De Ondernemingskamer: ‘In de lopende procedure bij de rechtbank Rotterdam kan B Holding de vorderingen betwisten, waarna eventueel nader bewijs kan worden geleverd. Uiteindelijk zal de algemeen bevoegde civiele rechter over deze vordering een oordeel geven.’