Er moet een wetswijziging komen waarmee de Ondernemingskamer ook in eerste aanleg aandeelhoudersgeschillen kan beslissen. Dit bepleit voorzitter Aernout Vink (foto) in het jaarverslag van de OK. Vink roept – net als zijn voorganger Makkink – de wetgever op ‘om in 2022 een wetswijziging in gang te zetten die het mogelijk maakt om een vordering tot uitstoting of uittreding in eerste aanleg bij de Ondernemingskamer aanhangig te maken’.
Er ligt al wel een wetsvoorstel uit 2019 dat het mogelijk maakt een geschillenregeling bij de OK te starten nadat in de enquêteprocedure wanbeleid is vastgesteld, maar dit voorstel zal de problemen volgens Vink onvoldoende oplossen als partijen toch al bij voorbaat weten dat ze uit elkaar willen.
Ongeveer tweederde van de zaken die de Ondernemingskamer te behandelen krijgt, betreft duurzaam ontwrichte mkb-samenwerkingen – zo vertelde de nieuwe OK-voorzitter Vink verleden jaar. Het is de rechters ‘vaak al snel duidelijk dat partijen zakelijk afscheid van elkaar moeten nemen’, zei ook raadsheer Matthijs de Jongh. ‘Dan vragen ze een onderzoek – maar willen ze eigenlijk iets anders.’ Ze willen uit elkaar, zij het zonder zelf iets in te leveren.
De huidige geschillenregeling in het BW biedt daarvoor onvoldoende soelaas. Op basis van die regeling kan een aandeelhouder vorderen dat een andere aandeelhouder zijn aandelen moet overdragen. Ook kan een aandeelhouder eisen dat een andere aandeelhouder de aandelen overneemt. Voor deze ‘uitstoting’ en ‘uittreding’ moet die aandeelhouder dan wel in eerste aanleg naar de rechtbank, met de mogelijkheid van hoger beroep bij de Ondernemingskamer. Die regeling is traag, ingewikkeld en duur, klinkt het van diverse kanten. Ook omdat partijen voor oplossingen op de kortere termijn meestal tegelijk een enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer starten. Wat dan ook nog leidt tot afstemmingsproblemen tussen de twee procedures.
Daarom dringen verschillende functionarissen in en bij de Ondernemingskamer steeds sterker aan op ‘soepele en vlotte manier (…) om partijen ordentelijk uit elkaar te halen, zonder blijvende schade voor het bedrijf en voor henzelf’, aldus OK-functionaris Flip Schreurs.
Dat het voorstel in het jaarverslag zou betekenen dat er maar in één instantie over de ontvlechting wordt beslist, is volgens voorzitter Vink geen bezwaar: ‘Zoals de onteigeningsprocedure voorziet in voldoende rechtsbescherming in één feitelijke instantie, zo kan de Ondernemingskamer die bieden doordat de vordering tot uittreding of uitstoting wordt beoordeeld door een college van drie gespecialiseerde raadsheren en twee deskundige raden.’
Cijfers
Verder in het Jaarverslag vele cijfers over ingekomen en besliste zaken. Zo bleef het aantal ingekomen zaken met ruim 150 bijna gelijk aan het aantal van 2020. Ongeveer driekwart betreft enquêtezaken, 15 % zaken van een ondernemingsraad en 3 % hoger beroep in de geschillenregeling.
Er werden 109 zaken op zitting behandeld, 29 zaken ter zitting geregeld en 64 zaken ingetrokken of doorgehaald. De OK deed 212 uitspraken, tegen 207 in 2020, met 4,4 fte (plaatsvervangend-)raadsheren, 17 raden(-plaatsvervangers), 4,8 fte secretarissen en 1,6 fte administratieve ondersteuning.